Antiloopinrichting
Sinds onze middelste zoon de minor railtechniek volgt, sijpelt er nieuw spoorjargon ons huis binnen. We leren woorden die nergens op lijken, behalve op iets dat toevallig al bestaat. Zo ging het laatst aan tafel over de antiloopinrichting.
Dat woord deed bij ons meteen een belletje rinkelen. Of liever gezegd: een hoefje trippelen. Want wat is een antiloopinrichting anders dan een plek waar antilopen strafrechtelijk opgeborgen worden of hun therapie uitzitten? Een soort strafsafariversie van een zorginstelling met stro in plaats van linoleum en een oppasser met een schep.
Maar spoorwegmensen bedoelen er iets heel anders mee. In hun wereld gaat het om maatregelen om te voorkomen dat mensen het spoor op lopen of oversteken waar dat niet de bedoeling is: hekken, puntige stenen en andere subtiele hints van “blijf weg van het spoor alstublieft.”
We begrijpen het goed hoor: het aantal ongelukken moet omlaag en daar staan we vierkant achter. Overwegen verdwijnen of worden vervangen door tunnels en bruggen. Alles voor de veiligheid. Toch voelt dat woord antiloopinrichting taalkundig gewoon niet lekker. Wij zouden eerder pleiten voor anti-loopinrichting: een inrichting die tegen lopen is, niet tegen antilopen.
Nederland telt natuurlijk geen grote kuddes antilopen. En, zoals mijn schoonmoeder droog opmerkte: “Zelfs áls ze er waren, zouden ze nooit de weg vragen naar die inrichting. En ze kunnen niet eens lezen.”
Daar valt weinig tegenin te brengen.
Welke woorden komen jouw huis binnen en knagen aan je taalgevoel? Ik vind het leuk als je terugpraat. Neem contact met me op of laat een reactie achter. Wil je elke week mijn schrijfsel in je tijdlijn op LinkedIn? Volg me of stuur me een connectieverzoek.




